Monday, May 29, 2006

Xavier

Xavier schudt wat met het hoofd, sloft naar de andere kant, slaat zijn hand slapjes tegen zijn racket, kijkt een laatste keer vol onbegrip naar de ref, mompelt wat en vraagt uiteindelijk twee balletjes van de ballenjongen. Hij stopt er één in rechterzak, stuit het andere balletje enkele tegen tegen de grond, mompelt nog eens wat, gooit op en knalt een bom van een ace voorbij zijn onfortuinlijke Chileense opponent.

Een wedstrijd van Xavier is altijd een belevenis. Geen speler die zoveel dipjes kan kennen in één wedstrijd om uiteindelijk met een zege afscheid te nemen van het juichende publiek. ‘Dipjes’ is eigenlijk een eufemisme. Xavier crásht. Het sportieve equivalent van de aanslagen op de Twin Towers is een controversiële arbitrale beslissing in Xavier’s nadeel. Na een verloren punt in de vijfde set rakelt hij een “bal die uit werd geroepen maar eigenlijk niet helemaal uit was” uit één van de allereerste games van de wedstrijd weer op. Hij geeft fortuinen uit aan rackets die hij na twee spelletjes toch tot moes slaat, lijnrechters zijn bitches en arbiters zijn blind. Hij doet het niet op de clowneske wijze van een John McEnroe, hij doet het op zijn eigen “eigenlijk geef ik er geen rotte moer om, maar je mag best wel eens een goeie call roepen van me”-manier. Xavier heeft altijd gelijk.

Ik hou van’m. Ik hou van zijn spel, hoe hij lange balwisselingen met één hysterisch snel zoevende forehand naar zijn hand kan zetten, hoe hij al schreeuwt nog voor hij de bal raakt voor een beauty van een passeerslag, hoe hij met drie matchpunten tegen vier aces op rij slaat. Nog meer hou ik van alles errond: het zal’m worst wezen. In interviews mompelt hij een resem clichés met moeite aan elkaar. Hij loopt of dartelt niet over een veld, hij sloft. Hij heeft een buikje en na een half uur spelen hangt zijn tong al op de grond en hijgt hij zo luid dat toeschouwers op het belendende plein nieuwsgierig over de haag kijken om te kijken welke kat er gevild wordt. Elke wedstrijd lijkt een martelgang voor hem, soms denk ik dat hij alleen maar vijfsetters speelt.

Hij is zo onvoorspelbaar, Xavier. Met open muil en amper de kracht om zijn arm op te heffen voor een zoveelste pijnlijke opslag knalt hij een ace, waarna iets in het publiek hem niet bevalt, hij weer begint te mompelen en de ene unforced error na de andere strooit. Daarna lukt hem weer iets, per toeval, al zal dat zelden zo lijken. Plots verschijnt het vuistje, plots zijn de winners daar weer. Het keert elke wedstrijd zo een keer of zeventig. Ik stop expres een week of twee met nagelbijten voor Xavier aan een grand slam begint, zodat ik niet op mijn blote huid moet kauwen tijdens zijn wedstrijden. Examens blokken lukt niet, als Xavier speelt. Roland Garros, dat traditioneel de aftrap geeft voor de examenperiode, is een vloek voor elke studerende tennisfan. Kiezen tussen een mokkende paardenstaart op een achterbaan van de Parijse tennisclub, of een kleurrijke cursus Engels: het is snel gebeurd. Later zal ik mijn kleinkinderen vertellen over Xavier, als ze me vragen waarom ik er zolang over heb gedaan om af te studeren.

Wednesday, May 24, 2006

Sweep me off my feet. Touch me, feel me, kiss me, hurt me. Make me alive, make me live. Take me, I'm yours. Don't ask questions but jump in and take my hand and drag me with. I want you to be my breath, I need you to hold me up. "Surround me, hold me, heal me, enfold me." Be my hand, my foot, my nose, my lips. Be the soundtrack to my life.
Or
be whatever it is that you are, but be it here.